• Ik geloof dat ik een identiteitscrisis doormaak. Vanochtend durfde ik mijn post niet open te maken, bang als ik was om mijn privacy te schenden (Woody Allen)
Privacy; voor mij houdt het veel in. Politici Ik hecht er erg veel waarde aan. En nog meer dan dat, wens ik dat mijn privacy gerespecteerd wordt. En toch….

Ik denk dat privacy met vertrouwen te maken heeft. Vertrouwen in voor en met wie jij actief bent. Vertrouwen geven en krijgen vraagt om het zorgvuldig omgaan met informatie die jij (of aan jou wordt) verstrekt. De meest eenvoudige en transparante weg daar naar toe is: aan de mensen die het aangaat laten weten wat je, waarom en met wie, wanneer en waartoe wilt delen.

Ontwikkelingen binnen internet en ICT zorgen voor grote veranderingen op het gebied van privacy. We delen steeds meer informatie over onszelf. Wat we aan het doen zijn, maar ook welke trein we nemen en welke ziekten we hebben. Is privacy een verouderd begrip? Naar mijn mening niet. Maar het is door de gehanteerde eigendomsverhoudingen wel een onnodig complex issue.

Respect voor de privacy voor mijzelf en de ander staat voor mij voorop. Ik verwacht dat mijn partner, mijn kinderen en mijn vrienden de dingen die ik hen in vertrouwen vertel, niet doorvertellen. En al wanneer het te maken heeft met medisch beroepsgeheim, dat geschonden wordt. Dan zou ik echt laaiend zijn. Niet alleen wanneer dit betrekking heeft op mezelf, maar ook indien het medisch beroepsgeheim van een ander geschonden wordt. Het is niet aan de professional om zonder meer informatie over mensen met en voor wie hij of zij werkt openbaar te maken; ook al wordt er geen namen van betrokkenen genoemd. Naast schending van beroepsgeheim heeft dat wat mij betreft met fatsoen en professionaliteit te maken.

In een periode waarin meer mensen dan ooit hun recht op privacy bedreigd zien en willen opeisen vraag ik desondanks begrip voor een andere, kritische beschouwing van het onderwerp. Ontstaan uit de overtuiging, dat de accentverschuiving naar individualiteit en autonomie sedert de zestiger jaren ten koste is gegaan van belangrijke waarden voor een hechte, tevreden samenleving. Een ander geluid dan de panische reacties – hoe begrijpelijk en terecht soms ook – wanneer onze (medische) dossiers, ons bestedingsgedrag en ons Internetgebruik bekender blijken dan we wellicht wenselijk achten of zouden willen.

Te veel bezorgdheid om persoonlijke vrijheid kan een bedreiging zijn voor zowel de publieke als persoonlijke gezondheid, veiligheid. En bovendien – ook wezenlijk – de echte (duurzaam betaalbare) oplossing van het vraagstuk. De tijd van terughoudendheid is dus wat mij betreft voorbij. Onze ‘mindset’ kan en moet om.

Ik merk dat er rond de zorg voor kind en gezin steeds meer behoefte en bereidheid is om – over de grenzen van de eigen organisatie heen – samen te werken. Er ontstaan wijk- of gebiedsteams die steeds meer en gezamenlijk een eigen verantwoordelijkheid nemen (en krijgen). Tegelijkertijd ontstaat er – ook c.q. vooral – in het belang van ouders en kinderen een toenemend besef over nut en noodzaak van het delen van informatie. Zeker als er meerdere (financierende dan wel ondersteunende) partijen bij een gezin betrokken zijn.

Het ontwerp voor een daarbij passend privacy model is het zoeken naar een optimale balans tussen privacy en gemeenschapsbelang. Maar, waar een wil is, is een weg en kunnen juridische en practische bezwaren worden weggenomen. En ja, ook de wet biedt daarvoor mogelijkheden. Gebruik maken van persoonlijke gegevens mag, mits de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting waaraan de verantwoordelijke onderworpen is na te komen.

Ook voorzitter Jacob Kohnstamm van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) stelt dat er wat betreft het (medisch) beroepsgeheim niets absoluut is. Zo kan in zwaarwegende gevallen worden afgeweken van het beroepsgeheim, bijvoorbeeld als het gaat om meldingen van kindermishandeling. Kohnstamm vindt dat de beroepsgroepen zelf moeten stilstaan bij vragen die rijzen over het (medisch) beroepsgeheim. ‘Zorg voor richtlijnen voor hulpverleners hoe ze met dit morele probleem moeten omgaan. Hulpverleners zitten met het dilemma: aan de ene kant heb ik een ouder en/of kind die ik vertrouwen moet geven, aan de andere kant heb ik een maatschappelijke opdracht.’

De beste en meest eenvoudige manier om dit tot stand te brengen is om het beheer en eigendom van gegevens bij de ouder(s)/kinderen zelf te beleggen. Ouders en kinderen geven hierbij duidelijk en zelf te kennen dat de persoonlijke gegevens verwerkt en gebruikt mogen worden voor een bepaalde reden. Volgens mij is dat heel goed mogelijk en werkbaar met goede afspraken m.b.t. privacy, inzage- en mutatierechten voor eventueel betrokken professionals.

Dit laatste geldt wat mij betreft niet alleen bij samenwerken rond ‘lichte’ of enkelvoudige vraagstukken of problemen. Ook – of misschien juist wel – in gevallen waarin sprake is van ‘zwaardere’ of ‘meervoudige’ vraagstukken of problemen is dit een interessante optie.
Waar het om gaat is dat mensen die het betreft doordrongen zijn dan wel worden van nut en noodzaak tot het delen van die informatie. Vanwege de gewenste oplossing, vanwege de effectiviteit en vanwege de betaalbaarheid van het antwoord.

Laten wij daarom – om te beginnen tijdens en met scholing – professionals veel beter leren dat zij twee plichten hebben: een zwijgplicht en een ondersteuningsplicht. En soms is het nodig om het beroepsgeheim te doorbreken om aan de ondersteuningsplicht te voldoen.

Duidelijk zijn en grenzen stellen. Dat is waar het volgens mij bij professionaliteit en privacy vooral om draait. Duidelijk maken wat, waarom en met wiewaartoe gedeeld moet worden. Het bewaken van die grenzen juist lastige situaties moet je delen. Belangrijke toetssteen daarbij is dat jij als professional kunt uitleggen waarom het van belang is dat een ander bij jou bekende informatie kent. Jouw beweegredenen moeten dus duidelijk zijn voor de mensen voor en met wie jij werkt. En dat alles in de wetenschap dat je al professional je plicht niet hebt volbracht als je de gegevens in het systeem hebt ingevoerd. Niet het vastleggen van die gegevens immers brengt de oplossing, maar het daarmee (professioneel) omspringen en hanteren tijdens het bijspringen of meelopen bij de aanpak van het vraagstuk doet dat.